donderdag 28 maart 2013

Pasen toegelicht


Pasen toegelicht

Zondag is het Pasen. Het is het grootste feest van de christenheid, maar veel mensen weten niet meer wat er precies met Pasen gevierd wordt en wat de betekenis daarvan voor christenen is. Wat vieren we met dit feest en hoe begon het?

Het christelijke Paasfeest gaat terug op het joodse Pesachfeest, maar heeft een heel andere betekenis en invulling. Al sinds de vroege oudheid viert de joodse gemeenschap in het voorjaar de bevrijding uit de slavernij van Egypte. Het bijbelboek Exodus doet verslag van die geschiedenis. Het was en is een van de belangrijkste joodse feesten, waarbij Israël gedenkt en viert dat JHWH, de God van Abraham, Izaäk en Jacob, zijn volk heeft uitgeleid uit de slavernij en bevrijd. Het is dus het feest van de vrijheid.

Vanaf de eerste eeuw van onze jaartelling vieren christenen naast, en later: in plaats van Pesach, het Paasfeest. In het christelijke Paasfeest staat een andere vorm van bevrijding centraal: de opwekking van Jezus van Nazaret uit de dood.

Jezus was een leraar, profeet, prediker, die door zijn volgelingen gezien werd als de ‘gezalfde’ van God. De Hebreeuwse versie van het woord voor gezalfde is, overgezet in het Nederlands, het woord ‘messias’. Vertaal het woord ‘gezalfde’ in het Grieks, dan krijg je de term ‘christos’. Deze term, in de Latijnse variant, is de oorsprong van de aanduiding ‘Jezus Christus’.

De titel ‘gezalfde’ werd door Jezus’ volgelingen in de eerste eeuw voor hem gebruikt, omdat zij ervan overtuigd waren dat hij de ultieme gezant van God was die de mensheid aanwijzingen was komen geven over hoe God wil dat de mens leeft: vanuit liefde als kernwaarde, met alle gevolgen van dien voor ideeën over gerechtigheid en vrede. De vroegste geschiedenis van de christenen is een ingewikkeld verhaal, waarin verschillende groepen met verschillende ideeën probeerden in navolging van Jezus vorm en uitdrukking te geven aan hun geloof. In eerste instantie waren de christenen (de term komt pas aan het eind van de eerste eeuw op) gewoon joden. Maar dan joden die Jezus beleden als de gezalfde. Er is, mede daardoor, veel continuïteit geweest tussen denkbeelden en geloofspraktijken van wat we met terugwerkende kracht ‘joden’ en ‘christenen’ noemen. Deze kwestie verdient een eigen artikel, maar voor nu is belangrijk om vast te houden dat de volgelingen van Jezus vroeger of later het Pesachfeest zijn gaan invullen als het feest van de opstanding van Jezus.

Wat kunnen we nu zeggen over de oorsprong van het christelijke Paasfeest?

De vroegste christelijke geschriften zijn niet eensluidend in hun beschrijving van wat er precies gebeurd is. Jezus is gestorven aan het kruis, terechtgesteld door het politieke establishment. De Romeinse regent Pontius Pilatus draaide er, zo weten we uit andere bron, zijn hand niet voor om mogelijk gevaarlijke elementen in de samenleving te laten kruisigen: een gruwelijke vorm van terechtstelling, waarbij de ter dood veroordeelde met touw om, of erger: kolossale spijkers door, de polsen en enkels aan twee houten staken werd opgehangen. Mensen die dit lot ondergingen stierven door uitputting en verstikking, een proces dat lang kon duren.

Terug naar Jezus. Hij werd blijkbaar gezien als een gevaar voor de stabiliteit in Jeruzalem. De politieke situatie rond het jaar 30 van de eerste eeuw was instabiel. Er waren geregeld opstandjes onder de bevolking van Judea, het gebied rond Jeruzalem. De Romeinen hadden de macht over Judea en Jeruzalem en schoffeerden de religieuze joodse bevolking keer op keer. Bovendien persten zij de toch al arme bevolking uit. Je zou kunnen zeggen: Jeruzalem was een kruitvat. Het lijkt erop dat Jezus bewust naar Jeruzalem gegaan is ten tijde van het Pesachfeest om zijn radicale boodschap van liefde, vrede en gerechtigheid te verkondigen. Vrede en gerechtigheid door aandacht voor de armen. In het Jeruzalem van rond het jaar 30 was dat een explosieve boodschap. Door zijn vermoedelijk grote aanhang zal Jezus misschien ook werkelijk wel een bedreiging voor de stabiliteit geweest zijn.

Jezus is gevangen genomen en gekruisigd. Dit zijn de gebeurtenissen die bezongen worden in bijvoorbeeld de Matthäus Passion, maar ook in The Passion. En dan gebeurt er iets wonderlijks. Bij andere predikers in deze periode hield de volksbeweging die zij losgemaakt hadden na hun dood op te bestaan. Zo niet in het geval van Jezus. Zijn volgelingen ontbinden zich niet, maar blijven in Jeruzalem. En in plaats van zich neer te leggen bij de dood van hun voorman, verspreiden zij al snel het nieuws dat zij hem levend ontmoet hebben. De berichten over ontmoetingen van Jezus met zijn volgelingen, ná zijn dood, behoren tot de oudste elementen van de christelijke literatuur.

Voor de historicus wordt het hier ingewikkeld. Wat kun je historisch, wetenschappelijk zeggen over de opstanding? Naar mijn idee: niets. Het fenomeen van de opstanding van een gestorvene behoort niet tot de alledaagse werkelijkheid en het is niet mogelijk om vast te stellen of dit kan of niet.

Wat dan wel? We kunnen analyseren wat de vroegste volgelingen van Jezus gezegd hebben. Al zijn de overgeleverde getuigenissen niet allemaal volkomen gelijk, helder is wel dat het oudste bericht (1 Kor. 15:3-8) spreekt van ontmoetingen met Jezus. De uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt is dat Jezus ‘verscheen’. Deze term drukt boven alles uit dat een hemels wezen zich kenbaar maakt aan gewone stervelingen. Daarmee lijkt waarschijnlijk dat het gaat om visionaire ervaringen van de eerste volgelingen van Jezus. In de vier evangeliën, latere teksten, komt overigens naar voren dat de vrouwen die Jezus’ dode lichaam bezoeken, volgens het evangelie van Marcus om hem te balsemen, zijn graf leeg aantreffen (Matt. 28:1-7; Mar. 16:1-8; Luc. 24:1-8; Joh. 20:1-10).

De ervaring van Jezus als de ‘opgestane Heer’, een status die hem dus al vroeg is toegekend, betekende een enorme impuls voor zijn volgelingen. Zij zagen zijn opstanding als een antwoord van God op het lijden en sterven van zijn ultieme gezant. Het lijkt er sterk op dat deze ervaring een katalysator is geweest voor de groei van de beweging die we met terugwerkende kracht aanduiden als ‘christendom’.

Zoals de uittocht uit Egypte het grondmotief is van het joodse Pesachfeest, zo is de opstanding uit de dood het grondmotief van het christelijke Paasfeest. Welke betekenis kun je geven aan dit feest?

Christenen vieren wereldwijd dit feest als de basis van hun geloof. Voor veel mensen betekent het vooral dat er leven na de dood is. Voor mij betekent het meer: het betekent dat er leven is, tegen de dood in. Het feest verandert je kijk op het leven radicaal. Waar mensen elkaar kwijtraken, beschadigen, of erger nog: doden, lijkt het erop alsof het leven geregeerd wordt door de wetmatigheid van de ondergang. Alsof de machten van verdriet en dood altijd het laatste woord hebben. Het Paasfeest is een radicaal en positief ‘nee’ tegen die ondergang. Het is een mystiek feest: het leven is sterker dan de dood, de liefde is sterker dan de wanhoop, God is sterker dan de chaos.

In onze seculiere samenleving lijkt Pasen meer over eieren te gaan dan over geloof. Maar die eieren hebben een diepe symbolische betekenis: ze staan voor de kiem van het leven. Ieder paasei staat symbool voor het geloof dat het leven altijd overwint.

Pasen staat daarmee voor hoop. De hoop dat je altijd opnieuw kunt beginnen, als individu, als stel, als familie, als samenleving. Het is een houding van overgave. Noem me een romanticus of misschien beter: ongeneeslijk religieus. Hoe sterk het duister ook mag zijn, het licht zal overwinnen. Het is de symboliek van het Paasvuur en ook ik zal het ontsteken, in de vorm van de kaars die ik brand.

Gezegende Paasdagen, Zalig Pasen!


dinsdag 12 februari 2013

Nederland, schaam je!


Na de koningin treedt nu ook de paus af. Ik gebruik mijn blog maar even om mijn hart te luchten, want dat is nodig. Hare Majesteit wordt door gans Nederland de hemel in geprezen. Moeder des vaderlands, een sublieme koningin, een statige vorstin, een edele vrouw. Aan dat alles wil ik niets afdoen. Ik heb koningin Beatrix heel hoog. Wat mij alleen wel opvalt, is dat het lijkt alsof bij het nieuws van haar aftreden ineens alle kritiek verstomd is. Beatrix is heilig, want Beatrix is Oranje en oranje, dat zijn wij!

Hoe anders is het bij Benedictus XVI. Deze briljante, maar schuwe theoloog werd paus tegen wil en dank. Hij had de haast onmogelijke taak om Johannes Paulus II op te volgen. Inhoudelijk trok hij diens lijn door, communicatief bleek hij van een minder kaliber.

Nederland heeft in grote meerderheid, sinds 2005, negatief op Benedictus gereageerd. Zo ook gisteren. Ik heb de televisie uitgezet uit schaamte, toen mensen op straat in beeld gebracht werden, al carnaval vierend in Den Bosch. De taal die zij uitkraamden over de paus wil ik hier niet eens herhalen.

Vanochtend sloeg ik De Volkskrant open. Daar verwachtte ik een wat subtielere benadering. Die trof ik ook aan, want het venijn kwam alleen in de staart. In zijn ongetwijfeld grappig bedoelde commentaar duidt Bert Wagendorp Benedictus aan als ‘de chef van duizenden kinderlokkers’.

Het is duidelijk dat de misbruik affaire veel kapot gemaakt heeft en het is ook duidelijk dat daar veel gebeurd is, wat nooit had mogen gebeuren. Wat ik alleen niet begrijp, is dat het in ons land zo politiek correct is om te foeteren op de paus, te schieten uit de heup als het gaat om christenen.

Het lijkt wel alsof het in brede kring geaccepteerd is om het christendom als pispaal te gebruiken om met eenzelfde zure straal over Geert Wilders’ kritiek op de islam heen te gaan. Ironisch genoeg hebben mensen met deze houding vaak niet in de gaten dat zij exact hetzelfde doen als Wilders, maar dan ten opzichte van het christendom.

Is dit intellectueel Nederland? Het is wel het intellectuele Nederland dat op dit moment in de regering zit, getuige de diverse pogingen om alle christelijke wetgeving uit het verleden zo snel mogelijk ongedaan te maken. Het is ook het intellectuele Nederland dat de boventoon voert in de media.

Waar ik mij over opwind, is dit. De intelligentsia van Nederland lijkt zichzelf omhoog te stoten op de sociale en intellectuele ladder door zo hard mogelijk af te geven op kerk en geloof. Tegelijk maakt diezelfde intelligentsia zich erg druk over het tolerante karakter van ons land. Want oh, wat zijn we tolerant. Zolang de ander maar niet religieus is. Eigenlijk: zolang de ander maar niet anders is.