woensdag 19 december 2012

Het einde van de wereld, of althans van de Mayakalender

Het afgelopen weekend viel ik in een documentaire op National Geographic over doomsday preppers. Mocht u niet weten wat dat zijn: het zijn mensen die zich voorbereiden op de grootst denkbare rampen en hun kelders, schuren, atoomvrije bunkers en wat dies meer zij volstouwen met voedsel, water en goud. Zo hopen zij na de grote klap in ieder geval de eerste maanden te kunnen overleven.

De grote doomsday die velen nu bezig houdt is het einde van de Mayakalender. Het zou kunnen zijn dat dit mijn laatste blog wordt - als vrijdag de aarde vergaat en de veronderstelde apocalyptische ramp zich voltrekt ...

Ik schrijf het gekscherend, omdat ik ervan uitga dat er vrijdag helemaal niets gebeurt. In plaats van mij druk te maken over de voorraad eten in mijn huis, besteed ik mijn tijd liever aan het schrijven van een stukje dat het paniekerige volksgeloof analyseert.

Allereerst wil ik benadrukken dat het einde van de Mayakalender en het einde der tijden oorspronkelijk niets met elkaar te maken hebben. De paniek die zich nu in vooral Noord-Amerika, maar ook elders, van mensen meester maakt, vindt zijn oorsprong in de versmelting van de traditie van de Maya's met de idee uit de christelijke traditie dat God het einde van de wereld heeft vastgesteld op een door Hem gekozen moment. Breng die twee zaken bij elkaar en je krijgt het einde van de wereld op 21 december 2012.

In de volksmond wordt gesproken over "de Mayakalender". Het is ingewikkelder dan dat. De naam Maya is een verzamelnaam voor een groep volkeren die leefden en leven in Mexico, Guatemala, Belize, Honduras en El Salvador. De hoogtijdagen van de klassieke Mayacultuur liggen zo ongeveer tussen 250 en 850 n.Chr. In de pre-columbiaanse periode hebben de Maya's zich gespecialiseerd in een kalendersysteem aan de hand waarvan zij hun dagen indeelden.

De Maya's hanteerden een dubbele kalender: een zonnejaar van 365 dagen en een hemeljaar van 260 dagen. Het was de taak van de priesters om de interactie tussen de beide kalenders te bewaken. Zij traden dus op als voorspellers van goede en kwade dagen.

Doordat de beide kalenders parallel aan elkaar gebruikt werden, ontstond een cyclus van 52 jaar. Na 52 jaar vallen de begindata van beide systemen weer samen en ontstaat een nieuwe cyclus. Deze cycli zijn in een ingewikkeld berekeningsmodel uitgewerkt en aldus is het dat een cyclische kalender ontstaat die begint op 11 augustus 3114 v.Chr. en eindigt op 20 december 2012 (omgerekend naar onze kalender).

Begin- en einddatum van deze kalenders zijn gebaseerd op astronomische observaties. De begindatum schijnt samen te vallen met een zenit (de hoogst denkbare stand van de zon ten opzichte van het aardoppervlak). En de einddatum hangt samen met de zonnewende in de winter - 21 december is de kortste dag van het jaar, waarna de dagen weer gaan lengen.

Er zijn vele kanttekeningen te plaatsen bij het geloof dat op 21 december de wereld vergaat. Ik selecteer een paar punten, omdat dit stuk anders te lang zou worden.

  1. De reconstructie dat de Maya kalender tot 20 december 2012 loopt is gebaseerd op vier pre-columbiaanse teksten, vier boeken dus van voor de Spaanse tijd. Het was altijd al de vraag in hoeverre deze teksten representatief zijn voor wat "de Maya's" geloofden. De vondst van een nieuwe Maya kalender in Guatemala, voorjaar 2012, heeft nieuw licht geworpen op de veronderstelde afloop van de tijd: de nieuw gevonden kalender is gelijk de oudste en loopt na 20-12-2012 nog duizenden jaren door. Daarmee is dus ontzenuwd dat de Maya's geloofden dat de aarde ophoudt te bestaan op genoemde datum. 
  2. De Maya's hadden een ingewikkelde tijdsopvatting, maar het lijkt erop dat de gangbare opvatting in de vele eeuwen Maya-cultuur is geweest dat na het aflopen van de Grote Cyclus, later deze week, gewoon een nieuwe cyclus zal beginnen.
  3. De einddatum is gekozen op grond van astrologische voorspellingen. De Maya's hadden een geweldige kennis van astrologie (en zelfs astronomie), maar hun voorspellingen zijn nauw verbonden aan hun mythologie. De veronderstelde botsing met een andere planeet, de kosmische collaps door enorme zonne-activiteit en de komst van een van de Maya goden op 21 december - het zijn ideeën uit een ver vervlogen tijd, die geen steun vinden in wetenschappelijke observaties van vandaag.

Tenslotte dan: waar komt de populariteit van de Maya's vandaan?

Ik denk dat hier een dubbele reden voor is. Enerzijds zijn er kringen in met name Noord-Amerika die altijd bezig zijn met het uitrekenen en voorspellen van de Dag des Oordeels, het einde der tijden. In deze kringen van meestal evangelische christenen grijpt men graag alles aan om het geloof in het naderende einde te onderbouwen. De aflopende Maya-kalenders zijn voor deze mensen een soort Godsgeschenk: "Zie je wel, zij zeggen het ook!"

Voor de populariteit van de Maya's in Nederland is een andere reden. Ik denk dat dit te maken heeft met een behoefte aan zingeving die in brede kring aanwezig is. Traditionele religieuze groepen hebben hun aantrekkingskracht voor velen verloren. Nederland zou weinig religieus meer zijn. Dat is, denk ik, maar net de vraag. De Mayakalender voorziet in een religieuze behoefte en raakt aan vragen van zingeving. Waar sta ik in het grotere geheel van de geschiedenis? In hoeverre heb ik keuzevrijheid? Of is de geschiedenis, met mijn eigen rol daarin, volledig gedetermineerd? Kan het zijn dat een exotisch volk in een niet-westerse context iets van het leven begrepen heeft wat wij over het hoofd zien?

Mocht de klap a.s. vrijdag uitblijven, dan wil ik naderhand over deze vragen nog wel eens verder nadenken. Wat is het toch dat mensen zo fascineert in de gedachte dat de tijd en de aarde eindig zijn? Hoe dan ook: ik beschouw de voorspelling dat op 21 december 2012 het einde der tijden aanbreekt als ongegronde bangmakerij.

zondag 9 december 2012

Zonde in Oudwoude


Zaterdag las ik in het Volkskrant Magazine een artikel over Oudwoude, het dorp van Jasper S., de moordenaar van Marianne Vaatstra. Het was geschreven door de nicht van een van de dominees van Oudwoude. Als zoon van een van de collega’s van haar oom heb ik de behoefte te reageren.

Oudwoude komt er niet best af in wat ik las. Onheil hing altijd in de lucht. Geweld sluimerde onder de oppervlakte. De wereld van de mensen die er wonen was klein, heel klein. Mensen die een dorp verderop woonden werden bezien als vreemd, als gevaarlijk. De moeder van de schrijfster kwam uit het Gooi. In een korte typering zet de auteur het verschil neer: “Je moeder praat als de koningin.”

Het is een mooi sfeerbeeld, maar behoeft toch op punten correctie.

Sommige zaken herken ik. Mijn vader was dominee in Oudwoude (1969-1975) en was telg van een familie uit Den Haag. Mijn moeder kwam uit het Gooi. Ik ben geboren in Den Haag en verhuisde naar Oudwoude toen ik 6 was. Ik woonde er tot mijn 12e en bleef altijd de “zoon van de dominee”, “die jongen uit het westen”. En toch. Er is geen plek in mijn leven waar ik met zoveel liefde aan terugdenk. Inmiddels woon ik al 30 jaar in de Randstad. Ik werk in Amsterdam. Ik heb vrienden in Engeland, Duitsland, Amerika, Afrika en elders. Ik reis over de hele wereld. Geef colleges in Ecuador, Zuid-Afrika, Noord-Amerika. Bezoek congressen in China en elders. Mijn wereld is alles behalve klein. En naar eer en geweten kan ik zeggen: nergens heb ik de onvoorwaardelijke steun meegemaakt die ik met mijn familie heb ervaren in Oudwoude. Voordat het beeld ontstaat van een gesloten gemeenschap die alles van buiten bekritiseert, wil ik dit beslist in de openbaarheid hebben. Ja, ik bleef een “westerling”. Nee, ik ging geen Fries spreken. En ja, ik vond het vreemd om te ontdekken dat klasgenoten in de eerste klas van de Lagere School nog nooit iets anders dan Fries hadden gesproken. Maar naast dat alles was er ook eerlijk contact, een ontmoeting van mens tot mens.

“Het onheil hing er in de lucht,” aldus De Volkskrant afgelopen zaterdag. Alsof dat te maken heeft met de kleinheid van de wereld in Oudwoude. Niets is minder waar. Ik heb onheil gezien en ervaren in Amsterdam, in Leiden, in Den Haag, in New York, in Peking, in Pretoria, Johannesburg en Stellenbosch. Onheil komt voort uit mentaliteit en uit wantoestanden, niet uit locatie. 

Wat het vreselijke geval van Marianne Vaatstra en Jasper S. mij wel heeft doen realiseren, is het volgende. Mijn vader was dominee en ikzelf ben ook theoloog. Ik weet dat de taal van de traditie niet populair meer is. Door weinigen nog wordt verstaan. En toch.

Een term waar mijn vader iedere zondag over preekte, in het kerkje dat zo somber gefotografeerd is in de bijlage van afgelopen zaterdag, is het thema “zonde”. Als kind had ik er moeite mee en als student theologie helemaal. Nu ben ik ouder en realiseer ik me de waarde ervan. “Zonde” is niet dat wat een mens doet, slecht is. Het is, dat een mens zich heel zijn leven kan wijden aan het doen van het goede, maar dat alles met één enkele daad onherstelbaar te gronde kan richten.

Zó gek vind ik dat spreken over zonde niet meer. Zeker niet nu de geschiedenis van Jasper S. duidelijk is geworden.

Marianne is dood en haar familie is zwaar beschadigd. Dat laatste geldt nu ook voor de familie van Jasper S. Zeker voor zijn vrouw en kinderen. Ook zij zijn beschadigd, moeten leven met de gruwelijke wetenschap dat hun man en vader deze vreselijke daad heeft begaan. Het is een verschrikkelijk drama waarin alleen maar mensen zijn beschadigd.

Wat ik evenwel groots vind aan mensen, is wat nu gebeurt in Oudwoude. Het dorp neemt de vrouw en kinderen van Jasper S. in bescherming. Niet zij zijn schuldig, maar hun man, hun vader. En dat maakt ook hen tot slachtoffers. Dát is ware humaniteit. Het is verre van bekrompen en dat punt verdient minstens evenveel aandacht als alles wat in het Magazine van zaterdag voorkomt.